Het verhogen van het aandeel van circulaire grondstoffen in varkensrantsoenen zou een mooie bijdrage kunnen leveren aan de globale voedselzekerheid en het verduurzamen van ons voedselsysteem. Maar kunnen courante varkenstypes, die geselecteerd werden om te presteren bij de voederconcepten van de grootschalige varkenshouderij (nog) goed omgaan met een rantsoen dat voornamelijk op bijproducten gebaseerd is? En zijn er effecten op vleeskwaliteit? ‘Future Flemish Pig’ zocht het uit.
Als alleseter werd het varken van oudsher ingezet als restverwerker. Zo werd heel wat van wat de mens bij de voedselverwerking niet opat, omgezet in vlees, andere levensmiddelen en zelfs niet-voedingsproducten (tot kwasten en borstels toe). Het varken vormde zo ‘de motor’ van een gesloten voedselkringloop. In de tweede helft van de 20e eeuw zorgden sterke productiviteitsstijgingen in de landbouw ervoor dat granen als krachtvoeder beschikbaar kwamen, waardoor een grootschalige varkenshouderij mogelijk werd. Vanaf dan kwam de focus op verdere economische maximalisatie van het varken te liggen. Varkens werden geselecteerd voor maximale spiergroei bij toepassing van veevoederrantsoenen die dat genetisch potentieel ten volle tot uiting brachten. Toch bleef het varken zijn rol als kringloopdier deels vervullen omdat bijproducten van de voedingsindustrie en later ook de bio-ethanolindustrie (onder vorm van ‘dried distillers grains with solubles’(DDGS) en tarwegistconcentraat) een belangrijk aandeel in het varkensrantsoen kregen. Er is inmiddels een grote variatie aan bijproducten van de voedingsindustrie beschikbaar: kortmeel, draf, aardappelstoomschillen, suikerbietenpulp en -melasse, koolzaadschroot, weiproducten uit de melk- en kaasverwerking, etc. Naast bijproducten vinden ook sommige reststromen uit de voedingsindustrie hun weg naar het varkensvoeder. Het betreft humane voedingsmiddelen die niet meer in aanmerking komen voor consumptie: bijvoorbeeld brood en koekjes waarvan de uiterste verkoopdatum verlopen is of producten die de verkoopseisen niet halen omdat er tijdens de productie iets is misgegaan.
Het vergroten van het aandeel van deze circulaire grondstoffen in varkensrantsoenen zou een mooie bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de globale voedselzekerheid (door het verminderen van de ‘food-feed-fuel’ competitie) en het verduurzamen van de varkensvleesproductie (doordat de koolstofvoetafdruk van varkensvlees verlaagd wordt) en het volledige voedselsysteem (door voedselverliezen te reduceren). Een belangrijke vraag daarbij is: kunnen de courante varkenstypes, die geselecteerd werden om te presteren in grootschalige varkenshouderijsystemen en daarmee samengaande voederconcepten, (nog) goed omgaan (prestatiegewijs) met een circulair rantsoen? En wat is het effect van een dergelijk rantsoen op de vleeskwaliteit? Om deze twee vragen te beantwoorden werd een experiment opgezet in het ‘Future Flemish Pig’ project.
Hoe goed ‘verteert’ het courante Vlaamse vleesvarken een ‘bijproducten-gebaseerd’ dieet?
In de proef werd een vergelijking gemaakt tussen vleesvarkens die tijdens fase 2 en 3 van hun afmestingsperiode enerzijds een ‘bijproducten-gebaseerd’ dieet en anderzijds een ‘klassiek’ (granen- en sojarijk (koolhydraatrijk)) dieet kregen (de controlegroep). Het ‘bijproducten-gebaseerd’ dieet was rijk aan vezels en werd zodanig geformuleerd dat het dezelfde hoeveelheden netto energie (waardoor het vetrijk was), ruw eiwit en verteerbare aminozuren bevatte als het controledieet (Tabel 1).

Tabel 1 Ingrediëntsamenstelling (%) van de diëten die aan de vleesvarkens tijdens hun afmestperiode verschaft werd [Bron: Kowalski et al., 2024]
De bijproducten omvatten: maïskiemschroot, mout kiemen, knäckebröd meel, kortmeel, tarweglutenvoer, brood- en koekjesmeel (robiscopellets), suikerbietenpulp en -melasse en DDGS (Proticorn). Er werd gevarieerd in de samenstelling van het ‘bijproducten-gebaseerd’ dieet tussen fase 2 en 3 om het effect van variabiliteit in bijproducten (wat zich typisch kan voordoen, omwille van de variabiliteit in de beschikbaarheid van deze grondstofstromen) na te gaan.
De geteste vleesvarken waren hybriden voortkomend uit gerichte kruisingen tussen acht beren van het Vlaamse Piétrain ras en drie TN70 vermeerderingszeugen. Zoals Figuur 1 illustreert, werden er binnen de Piétrain beren twee verschillende fenotypes ingezet, om meer bepaald een vergelijking te maken tussen types die het klassieke Belgische kwaliteitsvarkenstype vertegenwoordigden (lagere voederopname, hogere karkaskwaliteit) en types die een nieuw type binnen de Vlaamse Piétrainfokkerij vertegenwoordigen (hogere voederopname, lagere karkaskwaliteit).

Figuur 1 Schematisch overzicht van de proefopzet. LFI = Low estimating breeding value feed intake; HFI = High estimating breeding value feed intake; HFF = High fat and fiber diet; CON = Control diet [Bron: Kowalski et al., 2024]
Het ‘bijproducten-gebaseerd’ dieet (hoog vezel- en vetgehalte) had een effect op twee dierprestatieparameters (een verlaagde dagelijkse voederopname en dagelijkse groei) en één karkasparameter (verlaagde karkasopbrengst). Mogelijks is dit toe te schrijven aan het sneller bereiken van een verzadigingsgevoel door het hoge vezelgehalte. Het hoge gehalte aan vezels is wellicht ook verantwoordelijk voor de waargenomen lagere verteerbaarheid van de meeste nutriënten. Er werd geen effect vastgesteld op de voederconversie, de karkas/voeder ratio of de verschillende vleeskwaliteitsparameters (pH, kleur, kleurstabiliteit, vetoxidatie, dripverlies, kookverliezen, scheurkracht, intramusculair vet). Een sensorische evaluatie bracht ook geen verschillen naar voor. Een analyse van het aroma profiel (van rugspierstalen die mild verhit werden) bevestigde dit grotendeels. Het ‘bijproducten-gebaseerd’ dieet bleek enkel het gehalte aan hexanal te doen dalen (wellicht door de afwezigheid van granen in het rantsoen). De vetzuursamenstelling van het vlees werd eveneens niet beïnvloed door het ‘bijproducten-gebaseerd’ dieet (Wang et al;, 2025).
Geen enkele parameter toonde een interactie tussen fenotype en dieet. Dit suggereert dat een shift naar een ‘bijproducten-gebaseerd’ dieet even doenbaar is voor verschillende varkensfenotypes. Het nieuwe fenotype binnen de Vlaamse Piétrainfokkerij, geselecteerd op hogere voederopname en lagere karkaskwaliteit op basis van een hoog performant voeder, liet ook hogere voederopname en lagere karkaskwaliteit zien bij het ‘bijproducten-gebaseerd’ dieet. Er dient dus geen specifieke selectiestrategie uitgewerkt te worden om varkens om te laten gaan met circulaire rantsoenen.
Bronnen
- Kowalski E., Aluwé M., Ampe B., Janssens S., Nuys N., De Smet S., Millet S. 2024 Effect of sire type and a by-product based diet on performance and meat quality in growing-finishing pigs. Animal, 18, 101106. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1751731124000375
- Wang L., Kowalski E., Millet S., Aluwé M., Vossen E., De Smet S. 2025 Effect of by-products based diet and intramuscular fat content on volatile compounds from pork. Meat Science, 222, 109758.
Effect of by-products-based diet and intramuscular fat content on volatile compounds from pork - ScienceDirect